Hoofdstuk 5: Verkeersborden Doe de test Gebodsborden

5.4. De gebodsborden

De gebodsborden worden aangebracht op de plaats waar zij het best zichtbaar zijn.
Zij mogen aangekondigd worden door een gelijkaardig verkeersbord aangevuld met een onderbord dat bij benadering de afstand aanduidt waarop het gebod begint.




D1

Verplichting de door de pijl aangeduide richting te volgen.
De plaatsgesteldheid bepaalt de stand van de pijl.
Wanneer het verkeersbord dat een niet-gebogen pijl voorstelt, op een hindernis geplaatst is, betekent het dat langs de door de pijl aangeduide richting moet voorbijgereden worden.



Het verkeersbord D1 wordt aangevuld met het onderbord M2 wanneer het gebod niet geldt voor fietsers en met het onderbord M3 wanneer het evenmin geldt voor tweewielige bromfietsers klasse A.





D3

Verplichting één van de door de pijlen aangeduide richtingen te volgen. 
De plaatsgesteldheid bepaalt de stand van de pijlen.


D4

Verplichting voor voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren om de door de  pijl aangeduide richting te volgen. 
De plaatsgesteldheid bepaalt de stand van de pijl. 
Een onderbord met vermelding van de letter B, C, D of E duidt erop dat de verplichting geldt voor voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren en waarvoor de toegang tot wegtunnels van respectievelijk categorie B, C, D of E verboden is.


D5

Verplicht rondgaand verkeer.


D7

Verplicht fietspad.


M6

Dit bord wordt aangevuld met een onderbord M6 wanneer het fietspad moet gevolgd worden door tweewielige bromfietsers klasse B en door het bord M7 wanneer het hen verboden is.


M7



D9

Deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, van fietsen en van tweewielige bromfietsen klasse A.


D10

Deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers en fietsers.


D11

Verplichte weg voor voetgangers.


D13

Verplichte weg voor ruiters.