Hoofdstuk 3: Hiërachie Doe de test

3.1. Bevelen in het verkeer opvolgen

Het is belangrijk om te weten hoe je je in bepaalde situaties moet gedragen.
In de praktijk heb je een bepaalde hiërarchie voor het opvolgen van bevelen en regels.


Deze hiërarchie is als volgt:

Bovenaan staan de bevoegde personen, vaak zijn dit politieagenten.
In dit stuk theorie gaan we ook in op welke signalen een bevoegde persoon kan geven en hoe je daarop moet reageren.

Onderaan deze hiërarchie staan de  verkeersregels.
Dit zijn de standaard regels die je hebt geleerd, zoals het 30 km per uur mogen rijden in de bebouwde kom.

Verkeersborden staan hier echter boven.
Als een snelheidsbord aangeeft dat je 40 km per uur mag rijden in een bepaalde bebouwde kom, geldt dus het verkeersbord.

Verkeerslichten staan weer boven de verkeersborden.
Als verkeerslichten rood licht aangeven moet je dus altijd stoppen.
Boven de verkeerslichten, helemaal bovenaan, staan de politieagenten.
Als een agent signalen geeft op een kruising met verkeerslichten, gelden de signalen van de agent en dus niet de verkeerslichten. 

3.2. De signalen van een bevoegd persoon

Eén arm omhoog
Als een politieagent op een kruispunt staat met één arm omhoog in de lucht gestoken, dienen alle weggebruikers te stoppen.
Het verkeer dat zich op dat moment al op het kruispunt bevindt moet deze zo snel mogelijk verlaten.

Arm(en) gestrekt
Als een politieagent op een kruispunt staat met één of twee armen horizontaal gestrekt staat, dienen alle weggebruikers die recht op hem af (naar zijn buik of naar zijn rug) rijden te stoppen. Alle weggebruikers die de lijn van zijn armen volgen (die vanaf zijn zijkant gezien naar hem toe rijden) mogen wel het kruispunt op om links of rechts af te slaan of rechtdoor te rijden.




Zwaaien
Er zijn drie verschillende manieren waarop een bevoegd persoon kan zwaaien.
Deze verschillende manieren hebben ook een andere betekenis:

1. Heen en weer met rode toorts:
Als een bevoegd persoon met lichtgevende rode toorts richting een weggebruiker zwaait, dan dient deze te stoppen.

2. Op en neer met armen:

Als een bevoegd persoon richting een weggebruiker op en neer zwaait met zijn armen,  dan dient deze weggebruiker langzamer te rijden.

3. Draaiende beweging met armen:
Als een bevoegd persoon richting een weggebruiker een draaiende beweging maakt met zijn armen, dan dient deze weggebruiker sneller te rijden.

Een fluitje wordt soms gebruikt door bevoegde personen.
Het fluitje is alleen bedoeld om de aandacht te trekken van een weggebruiker.
Het heeft geen verdere functie of betekenis.

3.2.4. Verkeersregelaars die niet bevoegd zijn

Er bestaan verkeersregelaars die geen bevoegde personen zijn (zoals politieagenten).

Deze verkeersregelaars zijn bijvoorbeeld:
- Gemachtigde opzichters
- Gemachtigde signaalgevers
- Wegkapiteins
- Groepsleiders van voetgangers of ruiters

De verkeersregelaars kunnen aanwijzingen geven die gevolgd dienen te worden door de weggebruikers.
Vaak zijn deze verkeersregelaars mensen die helpen bij het oversteken van groepen mensen of kinderen.
Het zijn echter geen bevoegde personen en kunnen dus:
- geen bevelen geven
- geen vaststellingen doen  
- geen bekeuringen uitschrijven

Op kruispunten waar geen stoplichten zijn, kunnen deze verkeersregelaars het verkeer soms regelen.
Ze moeten dan herkenbaar zijn en een verkeersbord C3 op een verlengde stok bij zich hebben.
Een verkeersbord C3 is een rond en wit verkeersbord met een rode rand en geeft dus aan dat je niet mag rijden.

3.2.5. Prioritaire voertuigen

Prioritaire voertuigen zijn voertuigen die beschikken over twee dingen:
- blauwe zwaailichten
- en een speciaal alarmsignaal.

Voorbeelden van prioritaire voertuigen zijn:
- Politiewagens
- Ziekenwagens of ambulances van de hulpdiensten
- Brandweerwagens

Als de zwaailichten niet aan zijn óf ze zijn wel aan, maar het alarmsignaal staat uit, dan hoef je niet anders te gaan rijden.
Als de zwaailichten branden en het alarmsignaal aan staat, moet je voorrang verlenen aan het prioritaire voertuig.

Dit voorrang verlenen doe je door aan de kant te gaan, sneller te rijden, langzamer te rijden,
door te stoppen of zelfs de rijbaan af te rijden. Zorg er wel voor dat je dit veilig doet.

3.2.6. Trambestuurders

Trambestuurders moeten de verkeersregels niet volgen.
Zij moeten enkel rekening houden met:
- de bevelen van een bevoegd persoon
- de verkeerslichten

Een tram heeft altijd voorrang.