Hoofdstuk 5: Verkeersborden Doe de test Verkeersborden betreffende de voorrang

5.2. Verkeersborden betreffende de voorrang & voorrangsregels

De verkeersborden betreffende de voorrang worden rechts geplaatst.
Zij mogen links of boven de rijbaan herhaald worden.

5.2.1. Voorrangsregels op een kruispunt

Bij kruispunten moet altijd duidelijk zijn wie voorrang heeft om ongelukken te voorkomen.

In een paar delen theorie geleden heb je gelezen dat er een hiërarchie is voor welke regels je moet volgen.

Deze hiërarchie had voorrangsregels als laatste punt. Dus als bij een kruispunt waar:

- Geen bevoegd persoon bevelen geeft (bijvoorbeeld een politieagent)
- Geen stoplichten staan
- Geen voorrangsborden staan

dan gelden de voorrangsregels.

5.2.2. De algemene voorrangsregel

Als je een kruispunt tegenkomt waar de voorrangsregels gelden (dus zonder bevoegd persoon, stoplichten en voorrangsborden) dan geldt de algemene voorrangsregel:

Je moet voorrang verlenen aan elke bestuurder (ook fietsers, brommers en motoren) die van rechts komt, met uitzondering van rotondes en als deze bestuurder uit een verboden rijrichting komt rijden.

Het maakt niet uit welke richting de bestuurder op gaat. De bestuurder kan rechtdoor gaan of af slaan naar links of naar rechts. Deze bestuurder heeft hoe dan ook voorrang, onafhankelijk welke richting hij kiest.

5.2.3. Gestopte bestuurder

Een bestuurder die van rechts komt heeft voorrang. Ook als de bestuurder is gestopt of is vertraagd voor het kruispunt.
Geef dus ook gestopte bestuurders van rechts voorrang.

5.2.4. Gestopte bestuurder met blokkade

Een van rechts komende bestuurder heeft normaal gesproken dus voorrang, ook wanneer deze is gestopt.
Echter als de bestuurder ook geblokkeerd wordt, dan mag jij als bestuurder wel doorrijden.
Dit gebeurt bijvoorbeeld als een hele stoet van auto´s vanaf de andere kant komen rijden,
hierdoor kan de bestuurder van rechts niet het kruispunt op.

5.2.5. Uitzonderingen op de regel

Er zijn bepaalde uitzonderingen op de ´rechts heeft voorrang´-regel. Hieronder staan de uitzonderingen:

1. Een doorlopend fietspad
bij een doorlopend fietspad hebben de fietsers voorrang. De automobilist die van rechts komt moet in die gevallen voorrang verlenen. Die automobilist heeft wel weer voorrang op de automobilisten die aan hem voorrang moeten verlenen omdat hij van rechts komt.

Let goed op dat het een fietspad betreft en niet een fietssuggestiestrook. Bij fietssuggestiestroken heeft de auto van rechts voorrang en moeten fietsers dus voorrang verlenen.

2. Een doorlopend voetpad (en oversteekplaats voor voetgangers)
hierbij geldt hetzelfde als bij het doorlopende fietspad. In dit geval hebben dan de voetgangers voorrang op de auto die van rechts komt.

3. Een verboden rijrichting
als een auto van rechts uit een verboden rijrichting komt rijden (waar deze automobilist dus eigenlijk helemaal niet mag rijden) dan hoef je als automobilist geen voorrang te verlenen.

Soms hangt er bij de éénrichtingsweg een onderbord met daarop de uitzondering van fietsers en bromfietsers hier wel mogen rijden. In dat geval moet je dan wel voorrang verlenen aan deze bestuurders.

4. Trams en ander spoorvoertuigen
Deze hoeven geen voorrang te verlenen aan bestuurder die van rechts komen rijden. Houdt hier dus rekening mee als je misschien denkt voorrang te hebben.

5. Pad, aardeweg - Privé uitrit - Verlaten van een parkeerplaats
- De voorrang van rechts geldt niet op kruispunten van een gewone rijbaan met een aardeweg of pad. Ook niet wanneer de laatste meters van de aardeweg verhard zijn.
- Indien een bestuurder een privé-uitrit verlaat, moet deze stoppen en voorrang geven aan de weggebruikers.
- Een bestuurder die een parkeerplaats verlaat, moet ook voorrang geven aan de weggebruikers en ook aan voetgangers.

5.2.6. Haaientanden

- Witte verfmarkeringen op het wegdek in de vorm van omgekeerde driehoeken.

- Ze lijken op haaientanden.

- Haaientanden hebben exact dezelfde betekenis als omgekeerde driehoeken.

- Je moet stoppen en voorrang verlenen aan andere weggebruikers, maar je hoeft niet per se helemaal te stoppen als dat niet nodig is.

5.2.7. De voorrangsregels bij een bushalte

Binnen de bebouwde kom moet elke bestuurder die dezelfde richting volgt als een autobus of een trolleybus, die autobus- of trolleybus bestuurder gelegenheid laten zijn halteplaats te verlaten wanneer hij met de richtingsaanwijzers zijn voornemen kenbaar heeft gemaakt zijn voertuig opnieuw in beweging te brengen. Daartoe moet hij vertragen en, zo nodig, stoppen. In dat geval moeten de autobus- en de trolleybus bestuurders geen voorrang verlenen aan de andere bestuurders die dezelfde richting volgen.

5.2.8. De voorrangsborden


B1

Voorrang verlenen.


B3

Verkeersbord dat het verkeersbord B1 aankondigt op de bij benadering aangeduide afstand.


B5

Stoppen en voorrang verlenen.


B7

Verkeersbord dat het verkeersbord B5 aankondigt op de bij benadering aangeduide afstand.


B9

Voorrangsweg.


B11

Einde van de voorrangsweg.


B13

Verkeersbord dat het verkeersbord B11 aankondigt op de bij benadering aangeduide afstand.


B15

Voorrang op het eerstvolgend kruispunt.
De horizontale streep van het symbool mag worden gewijzigd om duidelijker de plaatsgesteldheid weer te geven.




Een onderbord mag de verkeersborden B1, B3, B5, B7 en B15 aanvullen om het tracé van de weg aan te duiden waarop de bestuurders aan het volgend kruispunt voorrang hebben. Wanneer het verkeersbord B9 vóór of op het kruispunt geplaatst is, mag het eveneens met dit onderbord aangevuld worden.


B17

Kruispunt waar de voorrang van rechts geldt.


M1

Een onderbord van het model M1 of M8 mag de verkeersborden B1 en B5 aanvullen, wanneer die verkeersborden alleen betrekking hebben op de fietsers of op fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen.


M8



M9

Een onderbord van het model M9 of M10 mag de verkeersborden B1, B5 en B17 aanvullen om aan te duiden dat fietsers of fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen in de twee rijrichtingen rijden op de dwarslopende openbare weg die men gaat oprijden.


M10



B19

Smalle doorgang. 
Gebod voorrang te verlenen aan de bestuurders die uit de tegenovergestelde richting komen.


B21

Smalle doorgang. 
Voorrang ten opzichte van de bestuurders die uit de tegenovergestelde richting komen.


B22

Fietsers mogen rechts afslaan bij oranjegeel of rood verkeerslicht maar dient voorrang te verlenen aan de andere bestuurders op de rijbaan.


B23

Fietsers mogen rechtdoor rijden bij oranjegeel of rood verkeerslicht maar dient voorrang te verlenen aan de andere bestuurders op de rijbaan.